Q-koorts
De laatste tijd is de Q-koorts zeer actueel in het nieuws en kranten omdat de gevallen van Q-koorts steeds meer de overhand neemt in Nederland. En vooral in provincies Brabant, Limburg en Gelderland. Q-koorts is een zoönose met als belangrijkste besmettingsbron voor de mens koeien, schapen en geiten. Ook honden, katten, konijnen, duiven en andere vogels kunnen voor besmetting zorgen. Teken worden als vector voor besmetting van dier naar dier beschouwd. De 'Q' in Q-koorts verwijst naar het woord 'Query', wat vraag of vraagteken betekent. Tot 1937 was de verwekker van de ziekte namelijk onbekend.
Wat is Q-koorts?
Q-koorts wordt veroorzaakt door de bacterie Coxiella burnetii. Deze bacterie kan zeer goed buiten zijn gastheer overleven. Coxiella burnetii kan bij vrijwel alle diersoorten voorkomen. De twee grootste kringlopen waarbinnen de bacterie circuleert zijn in het wild levende knaagdieren en landbouwhuisdieren, zoals runderen, schapen en geiten. Tussen wilde knaagdieren brengen teken de besmetting over van dier naar dier. Tussen de landbouwhuisdieren zouden teken ook een rol kunnen spelen bij de overdracht, maar veel belangrijker is besmetting door het inademen van stofdeeltjes waaraan de bacteriën zich gehecht hebben. Het inademen van besmette stofdeeltjes is ook de voornaamste oorzaak van besmetting bij de mens. Daarbij is de besmetting vrijwel altijd afkomstig van landbouwhuisdieren.
De bacterie Coxiella burnetii is erg ongevoelig voor milieu-invloeden en kan met het stof over grote afstanden getransporteerd worden. De bacterie komt in de omgeving terecht doordat geïnfecteerde dieren, die zelf geen ziekteverschijnselen hoeven te vertonen, bacteriën uitscheiden via traanvocht, urine, slijm, speeksel, melk of vruchtwater. Dieren kunnen vooral tijdens het kalven of lammeren grote hoeveelheden bacteriën uitscheiden.
Besmetting
Mensen kunnen besmet stof inademen dat afkomstig is van stallen, weilanden, ruwe wol, huiden, kleding als ze direct contact hebben met dieren. Daarnaast is besmetting mogelijk door consumptie van besmette rauwe melkproducten of onvoldoende verhit vlees, maar dit komt slechts sporadisch voor.
De mens kan niet alleen besmet worden door koeien, schapen en geiten, maar het kan in principe ook door honden, katten en vogels. Eén enkele bacterie is voldoende om besmet te raken. De incubatietijd is 9 tot 40 dagen. Er zijn tevens gevallen beschreven waarbij moeders hun kinderen infecteerden via de placenta of de moedermelk. Q-koorts gaat normaal gesproken niet over van mens op mens.
Ziekteverschijnselen
De ziekteverschijnselen van Q-koorts zijn zeer variabel en niet specifiek. De meeste infecties verlopen asymptomatisch, subklinisch of als een griepachtige ziekte. Aangezien het een gegeneraliseerde infectieziekte is met hematogene verspreiding kunnen symptomen zich in principe in alle orgaansystemen voordoen. Vaak wordt Q-koorts niet herkend en als griep gezien. Bij de ernstige vorm zijn er zoveel symptomen en klachten dat de patiënt arbeidsongeschikt is. Bij de chronische vorm is er sprake van een (sterk) verminderde fysieke belastbaarheid door endocarditis en hartklepaantasting. Ook kan er sprake zijn van chronische vermoeidheid. Omdat granulomateuze leverontsteking vaak voorkomt, is ook de belastbaarheid voor toxische stoffen verminderd (www.kiza.nl). Werknemers kunnen geen risicovormer zijn vanuit arbeidsgezondheidskundig oogpunt.
Acuut ziektebeeld
Het acute ziektebeeld gaat vaak samen met een pneumonie(longontsteking) of een, meestal subklinisch verlopende, hepatitis. Bij klinisch manifeste gevallen is er meestal een acuut begin met heftige hoofdpijn en hoge, vaak remitterende koorts (temperatuur schommelend tussen 38.5 en 40.5ºC). Verder komen koude rillingen, spierpijn, anorexie, misselijkheid, braken, diarree en relatieve bradycardie regelmatig voor. Braken en diarree kunnen bij kinderen soms leiden tot uitdroging.
Niet-productieve hoest en thoracale pijn wijzen - vaak zonder duidelijke afwijkingen bij fysische diagnostiek - op een pneumonie.
Dus ook wij als trimmers en mensen die in honden en kattenpensions werken, maar ook mensen die honden en katten fokken kunnen een risico lopen om Q-koorts te krijgen. (www.kiza.nl).
Ben er op bedacht dat je bij deze ziekteverschijnselen ook iets anders aan de hand kan zijn als alleen maar een griep.
Een gewaarschuwd mens telt voor twee.
Hetty van Berne- van Hoof
Copyright 2009
De laatste tijd is de Q-koorts zeer actueel in het nieuws en kranten omdat de gevallen van Q-koorts steeds meer de overhand neemt in Nederland. En vooral in provincies Brabant, Limburg en Gelderland. Q-koorts is een zoönose met als belangrijkste besmettingsbron voor de mens koeien, schapen en geiten. Ook honden, katten, konijnen, duiven en andere vogels kunnen voor besmetting zorgen. Teken worden als vector voor besmetting van dier naar dier beschouwd. De 'Q' in Q-koorts verwijst naar het woord 'Query', wat vraag of vraagteken betekent. Tot 1937 was de verwekker van de ziekte namelijk onbekend.
Wat is Q-koorts?
Q-koorts wordt veroorzaakt door de bacterie Coxiella burnetii. Deze bacterie kan zeer goed buiten zijn gastheer overleven. Coxiella burnetii kan bij vrijwel alle diersoorten voorkomen. De twee grootste kringlopen waarbinnen de bacterie circuleert zijn in het wild levende knaagdieren en landbouwhuisdieren, zoals runderen, schapen en geiten. Tussen wilde knaagdieren brengen teken de besmetting over van dier naar dier. Tussen de landbouwhuisdieren zouden teken ook een rol kunnen spelen bij de overdracht, maar veel belangrijker is besmetting door het inademen van stofdeeltjes waaraan de bacteriën zich gehecht hebben. Het inademen van besmette stofdeeltjes is ook de voornaamste oorzaak van besmetting bij de mens. Daarbij is de besmetting vrijwel altijd afkomstig van landbouwhuisdieren.
De bacterie Coxiella burnetii is erg ongevoelig voor milieu-invloeden en kan met het stof over grote afstanden getransporteerd worden. De bacterie komt in de omgeving terecht doordat geïnfecteerde dieren, die zelf geen ziekteverschijnselen hoeven te vertonen, bacteriën uitscheiden via traanvocht, urine, slijm, speeksel, melk of vruchtwater. Dieren kunnen vooral tijdens het kalven of lammeren grote hoeveelheden bacteriën uitscheiden.
Besmetting
Mensen kunnen besmet stof inademen dat afkomstig is van stallen, weilanden, ruwe wol, huiden, kleding als ze direct contact hebben met dieren. Daarnaast is besmetting mogelijk door consumptie van besmette rauwe melkproducten of onvoldoende verhit vlees, maar dit komt slechts sporadisch voor.
De mens kan niet alleen besmet worden door koeien, schapen en geiten, maar het kan in principe ook door honden, katten en vogels. Eén enkele bacterie is voldoende om besmet te raken. De incubatietijd is 9 tot 40 dagen. Er zijn tevens gevallen beschreven waarbij moeders hun kinderen infecteerden via de placenta of de moedermelk. Q-koorts gaat normaal gesproken niet over van mens op mens.
Ziekteverschijnselen
De ziekteverschijnselen van Q-koorts zijn zeer variabel en niet specifiek. De meeste infecties verlopen asymptomatisch, subklinisch of als een griepachtige ziekte. Aangezien het een gegeneraliseerde infectieziekte is met hematogene verspreiding kunnen symptomen zich in principe in alle orgaansystemen voordoen. Vaak wordt Q-koorts niet herkend en als griep gezien. Bij de ernstige vorm zijn er zoveel symptomen en klachten dat de patiënt arbeidsongeschikt is. Bij de chronische vorm is er sprake van een (sterk) verminderde fysieke belastbaarheid door endocarditis en hartklepaantasting. Ook kan er sprake zijn van chronische vermoeidheid. Omdat granulomateuze leverontsteking vaak voorkomt, is ook de belastbaarheid voor toxische stoffen verminderd (www.kiza.nl). Werknemers kunnen geen risicovormer zijn vanuit arbeidsgezondheidskundig oogpunt.
Acuut ziektebeeld
Het acute ziektebeeld gaat vaak samen met een pneumonie(longontsteking) of een, meestal subklinisch verlopende, hepatitis. Bij klinisch manifeste gevallen is er meestal een acuut begin met heftige hoofdpijn en hoge, vaak remitterende koorts (temperatuur schommelend tussen 38.5 en 40.5ºC). Verder komen koude rillingen, spierpijn, anorexie, misselijkheid, braken, diarree en relatieve bradycardie regelmatig voor. Braken en diarree kunnen bij kinderen soms leiden tot uitdroging.
Niet-productieve hoest en thoracale pijn wijzen - vaak zonder duidelijke afwijkingen bij fysische diagnostiek - op een pneumonie.
Dus ook wij als trimmers en mensen die in honden en kattenpensions werken, maar ook mensen die honden en katten fokken kunnen een risico lopen om Q-koorts te krijgen. (www.kiza.nl).
Ben er op bedacht dat je bij deze ziekteverschijnselen ook iets anders aan de hand kan zijn als alleen maar een griep.
Een gewaarschuwd mens telt voor twee.
Hetty van Berne- van Hoof
Copyright 2009