Oogstmijt
Het voorjaar en zomer komen weer eraan, maar ook deze mijten.
Oogstmijten (Trombiculidae) zijn rode tot gele mijten waarvan de nimfen en volwassenen zich voeden met insecten en insecteneieren in de grond. Fluweelmijten is de naam van de volwassen mijt. Chiggers zijn de larven van de oogstmijt, De volwassen oogstmijten hebben acht poten en zijn heldere rood,. Wanneer je tijdens warme lentedagen in de tuin bent, zie je ze geregeld kruipen. Zij lijken op kleine fluweelachtige rode spinnen.
In de vroege lente, leggen deze volwassen mijten eieren in de grond. De volwassen mijten zijn volledig onschadelijk, maar de uiterst kleine, zes-potige larven (chigger) zijn parasitisch op vele dieren en mensen, met inbegrip van knaagdieren, vogels, gevogelte, konijnen, vee, slangen en padden maar natuurlijk ook op onze honden en katten.
De larven, jeukmijten volgens van der Hammen (1956), hebben voor hun ontwikkeling éénmalig een maaltijd van half verteerd cel- en weefselvocht van een vertebraat nodig. Daartoe bijten zij zich vast in de huid van hun gastheer en zuigen zich in enkele dagen vol.
Sommige larven zijn zeer gespecialiseerd, bijvoorbeeld Doloisia synoti, die alleen in de neusholten van vleermuizen gevonden wordt. Anderen worden op de huiden van een groot aantal gastheren gevonden, bijvoorbeeld Neotrombicula autumnalis die op zowel honden/katten,muizen en mensen als vogels en reptielen voorkomt. De larve beweegt zich zeer snel en kruipt op voeten of benen. Op zijn gastheer reist de chigger vervolgens rond tot het een enigszins beschutte plaats bereikt heeft. Bij de mens blijkt voorkeur te bestaan voor plaatsen waar de kleding knelt (broekriem, elastiek van ondergoed, knieholten, oksels, sokkenranden enz.). Zijn er echter veel mijten aanwezig dan kunnen deze zich over het gehele lichaam verdelen.
Bij honden en katten zitten ze meestal onder de poten en tussen de tenen en aan de binnenkant van de billen/buik, rond de anus en op de neus.
Chiggers worden actief in juni, maar de openluchtactiviteiten en de warme dagen van juli resulteren in verhoogde klachten. De chigger doordringt de huid (vaak rond een haarfollikel) en spuit een vloeistof in het bloed, zodat deze niet begint te klonteren. De vloeistof veroorzaakt dat de weefsels worden versterkt; elke beet heeft een kenmerkende rode rand met een wit, hard centraal gebied. De uiterst kleine rode chigger, in het centrum van de jeukende bult, wordt effectief gecamoufleerd door de ontstoken weefsels. De vloeistoffen die door de mijt worden afgescheiden irriteren de weefsels die door chigger worden ingespoten. Het is deze ingespoten vloeistoffen die resulteren in erge jeuk en dermatitis. Nadat de chigger volledig is gevoed, verlaat hij zijn gastheer en kruipt in de grond. In de herfst van dat jaar is het een heldere rode volwassen mijt, die overwintert.
Trombidiosis: De uitscheiding en van hun speekselklieren en de reactie van het lichaam er op veroorzaken na enkele uren jeukende enigszins verheven plekjes. Wanneer je kijkt kun je een 0,2 - 0,3 mm grote oranje mijt in het midden van het plekje zien. De plekjes verdwijnen meestal na enkele dagen.
Gevoelige individuen kunnen uitgebreide roodheid, urticae, papels, blaasjes, blauwe plekken en krabeffecten (door de hevige jeuk geïndiceerd) te zien geven. Soms treden algemene malaise verschijnselen op met o.a. lymfeklierzwellingen. Herhaald contact resulteert wel eens in immuniteit.
In ons land komen de larven van Neotrombicula autumnalis het meest voor in juli, augustus en september (Kepka, 1965)
Maar bij een zachte winter kunnen ze zelfs nog in december tot last zijn. Ze komen plaatselijk in Nederland voor. Vooral op kalkhoudende gronden en speciaal in weilanden en grasstroken langs het water. Sommige dierenartspraktijken zien ze nooit, enkele praktijken zien ze regelmatig. De studenten diergeneeskunde geven steeds aan dat ze er nog niet eerder van gehoord hadden. Er wordt niet echt aandacht aan gegeven tijdens de studie. Echter in andere landen (Engeland, Frankrijk, Noord Amerika) zie je deze mijten vaker.
Een eenmalige wassing of een middel tegen vlooien geeft vaak al verbetering doordat de nog aanwezige mijten afgedood worden. Het kan ook een natuurlijk middel zijn voor vlooien te bestrijden. Echter herbesmetting kan weer plaatsvinden! Bij erge ontsteking of jeuk gaat U met het dier naar de dierenarts.
Komen er klanten in je trimsalon met dit soort verhaal, kijk dan eens goed in de vacht van de dieren, er zijn nog veel dierenartsen die niet vlug aan een besmetting van een oogstmijt denken en daar dus ook niet naar handelen.
Hetty van Berne- van Hoof
Het voorjaar en zomer komen weer eraan, maar ook deze mijten.
Oogstmijten (Trombiculidae) zijn rode tot gele mijten waarvan de nimfen en volwassenen zich voeden met insecten en insecteneieren in de grond. Fluweelmijten is de naam van de volwassen mijt. Chiggers zijn de larven van de oogstmijt, De volwassen oogstmijten hebben acht poten en zijn heldere rood,. Wanneer je tijdens warme lentedagen in de tuin bent, zie je ze geregeld kruipen. Zij lijken op kleine fluweelachtige rode spinnen.
In de vroege lente, leggen deze volwassen mijten eieren in de grond. De volwassen mijten zijn volledig onschadelijk, maar de uiterst kleine, zes-potige larven (chigger) zijn parasitisch op vele dieren en mensen, met inbegrip van knaagdieren, vogels, gevogelte, konijnen, vee, slangen en padden maar natuurlijk ook op onze honden en katten.
De larven, jeukmijten volgens van der Hammen (1956), hebben voor hun ontwikkeling éénmalig een maaltijd van half verteerd cel- en weefselvocht van een vertebraat nodig. Daartoe bijten zij zich vast in de huid van hun gastheer en zuigen zich in enkele dagen vol.
Sommige larven zijn zeer gespecialiseerd, bijvoorbeeld Doloisia synoti, die alleen in de neusholten van vleermuizen gevonden wordt. Anderen worden op de huiden van een groot aantal gastheren gevonden, bijvoorbeeld Neotrombicula autumnalis die op zowel honden/katten,muizen en mensen als vogels en reptielen voorkomt. De larve beweegt zich zeer snel en kruipt op voeten of benen. Op zijn gastheer reist de chigger vervolgens rond tot het een enigszins beschutte plaats bereikt heeft. Bij de mens blijkt voorkeur te bestaan voor plaatsen waar de kleding knelt (broekriem, elastiek van ondergoed, knieholten, oksels, sokkenranden enz.). Zijn er echter veel mijten aanwezig dan kunnen deze zich over het gehele lichaam verdelen.
Bij honden en katten zitten ze meestal onder de poten en tussen de tenen en aan de binnenkant van de billen/buik, rond de anus en op de neus.
Chiggers worden actief in juni, maar de openluchtactiviteiten en de warme dagen van juli resulteren in verhoogde klachten. De chigger doordringt de huid (vaak rond een haarfollikel) en spuit een vloeistof in het bloed, zodat deze niet begint te klonteren. De vloeistof veroorzaakt dat de weefsels worden versterkt; elke beet heeft een kenmerkende rode rand met een wit, hard centraal gebied. De uiterst kleine rode chigger, in het centrum van de jeukende bult, wordt effectief gecamoufleerd door de ontstoken weefsels. De vloeistoffen die door de mijt worden afgescheiden irriteren de weefsels die door chigger worden ingespoten. Het is deze ingespoten vloeistoffen die resulteren in erge jeuk en dermatitis. Nadat de chigger volledig is gevoed, verlaat hij zijn gastheer en kruipt in de grond. In de herfst van dat jaar is het een heldere rode volwassen mijt, die overwintert.
Trombidiosis: De uitscheiding en van hun speekselklieren en de reactie van het lichaam er op veroorzaken na enkele uren jeukende enigszins verheven plekjes. Wanneer je kijkt kun je een 0,2 - 0,3 mm grote oranje mijt in het midden van het plekje zien. De plekjes verdwijnen meestal na enkele dagen.
Gevoelige individuen kunnen uitgebreide roodheid, urticae, papels, blaasjes, blauwe plekken en krabeffecten (door de hevige jeuk geïndiceerd) te zien geven. Soms treden algemene malaise verschijnselen op met o.a. lymfeklierzwellingen. Herhaald contact resulteert wel eens in immuniteit.
In ons land komen de larven van Neotrombicula autumnalis het meest voor in juli, augustus en september (Kepka, 1965)
Maar bij een zachte winter kunnen ze zelfs nog in december tot last zijn. Ze komen plaatselijk in Nederland voor. Vooral op kalkhoudende gronden en speciaal in weilanden en grasstroken langs het water. Sommige dierenartspraktijken zien ze nooit, enkele praktijken zien ze regelmatig. De studenten diergeneeskunde geven steeds aan dat ze er nog niet eerder van gehoord hadden. Er wordt niet echt aandacht aan gegeven tijdens de studie. Echter in andere landen (Engeland, Frankrijk, Noord Amerika) zie je deze mijten vaker.
Een eenmalige wassing of een middel tegen vlooien geeft vaak al verbetering doordat de nog aanwezige mijten afgedood worden. Het kan ook een natuurlijk middel zijn voor vlooien te bestrijden. Echter herbesmetting kan weer plaatsvinden! Bij erge ontsteking of jeuk gaat U met het dier naar de dierenarts.
Komen er klanten in je trimsalon met dit soort verhaal, kijk dan eens goed in de vacht van de dieren, er zijn nog veel dierenartsen die niet vlug aan een besmetting van een oogstmijt denken en daar dus ook niet naar handelen.
Hetty van Berne- van Hoof